Een West-Vlaamse die in het Pajottenland inspiratie kwam opdoen voor een 'Vertekende Bruegel'. Lobke Rondelez en ik spraken af op de parking van de Dilbeekse Colruyt? Voor attente passanten moet dit haast overgekomen zijn als een louche kunstdeal die gesloten werd. Lobke en ik bogen ons over een kofferruimte voor Bruegel-reproducties. Maar welke voorbijganger kan zo snel het onderscheid maken tussen een authentiek werk en een kartonnen geval dat ooit boven een kast in "de skoeën plosj" prijkte. Het is niemand blijkbaar opgevallen in het duister. Gepakt en gezakt wandelden (lees 'wat onhandig sukkelden') we naar onze afspraak.
De tijd leek er wel bevroren, maar bij één stap over de drempel van Den Tat was de letterlijke en figuurlijke warmte meteen voelbaar. Voor de gelegenheid was het kroegje omgetoverd tot een mini-museum. Bruegels lagen verspreid over tafels en stoelen. Daartussen flaneerde een bont gezelschap, op sleeptouw genomen door een geëngageerde Dilbeekse dame. Algauw kwam het verhaal van de toren van Babel aan bod: als straf voor de hoogmoed en ambitieuze plannen van de mens, besloot God hen te straffen met de Babylonische spraakverwarring. Amina, een jonge Congolese vrouw, vatte het moment met een guitige reactie samen (in een blik kun je geen zin samenvatten die je vervolgens uitspreekt): “Wij doen het omgekeerde: wij zijn hier verplicht één taal te spreken. Sien is daarbij onze god, zij doet ons allemaal mekaar begrijpen.” Het werd een avond waarbij Lobke details van de verhalen over hier, vroeger, elders en nu in zich opnam om ze op bedrieglijk eenvoudige manier in de reproducties te verwerken.
Reactie plaatsen
Reacties